Elsendorp - Op de Krim ligt een Pingoruine als restant van een gesmolten ijslens, dicht bij de grenspalen met Bakel

Dekzandheuvels.

De dekzanden ontstaan in de laatste ijstijd. In die laatste ijstijd was Nederland een droge en koude woestijn waarin hier en daar een laag struikje groeide. Ook de rivieren zagen er in de ijstijd anders uit dan nu. Het waren brede, ondiepe zandvlakten. Soms vervoerden ze heel veel smeltwater met stenen. Dan weer lagen ze lange tijd droog. Vanuit de droge rivierbeddingen waaiden bij harde wind enorme zandwolken op, tot ver landinwaarts. Dat verwaaide zand werd door lage struikjes vastgehouden. Zo ontstond een landschap van lage zandheuvels: de dekzanden.

Bij de ruilverkavelingen in de vorige eeuw is het grootste deel van deze lage heuvels vlak geschoven. Het is daarom zaak voorzichtig met de nog gave delen van het dekzandlandschap om te gaan. Noord- Brabant heeft hier een erfgoed van Europese betekenis. De oorspronkelijke bodems van de oerbossen op de dekzanden waren bruine bosgronden. Door het kappen van bomen veranderden de oerbossen in heidevelden. De rijkere bruine bosbodem veranderde door de zure humus van hei in een grijze podzol, ook wel loodzand of klapzand genoemd. Aan die grijze laag is een podzolbodem gemakkelijk te herkennen. Podzol is een Russisch woord voor ‘grijze bodem’, die ook daar en in heel Nood-Europa voorkomt.

Colofon Powered by Back to back & Artform